Omgaan met lichaamsbeeldproblemen bij volwassen kankerpatiënten

 

Ieder mens heeft een eigen lichaamsbeeld – het omvat niet alleen aspecten van iemands uiterlijk, maar het is een veelzijdig construct en bevat dus de perceptie van het eigen lichaam, maar ook gedachten, gevoelens en gedragingen die met het lichaam te maken hebben. Wanneer mensen aan kanker lijden of hebben geleden, ervaren ze vaak lichamelijke veranderingen die het gevolg zijn van de ziekte en de behandeling: Haaruitval, gewichtsveranderingen, littekens, gevoelloosheid in delen van het lichaam, moeite met slikken en impotentie zijn enkele voorbeelden. Dat deze veranderingen ook het lichaamsbeeld van (ex-)patiënten kunnen beïnvloeden is duidelijk.

In dit artikel wordt verslag gedaan van wetenschappelijke bevindingen over het verband tussen kanker en lichaamsbeeld, over interventies die nuttig kunnen zijn om het lichaamsbeeld te verbeteren en worden tips en aanbevelingen samengevat voor de communicatie en interactie met mensen die aan kanker lijden.

Het meeste onderzoek heeft zich gericht op patiënten met borstkanker, maar ook andere soorten kanker zijn bestudeerd op het gebied van lichaamsbeeld. De meeste zorgen over het lichaamsbeeld worden ervaren door patiënten direct na de operatie of kort na het afronden van de behandeling. Vooral jongere patiënten, patiënten met een hoog BMI en patiënten die na de operatie verdere complicaties hebben gehad, hebben een verhoogd risico op zorgen over hun lichaamsbeeld. Speciale zorg voor deze patiënten is cruciaal om hun levenskwaliteit zo goed mogelijk te bevorderen.

Bepaalde vormen van therapie zijn veelbelovend, met name cognitieve gedragstherapie, een psychotherapeutische benadering die zich richt op disfunctionele gedachten, emoties en gedragingen en deze probeert te verbeteren door middel van specifieke technieken. Andere nuttige interventies zijn bijvoorbeeld psychoseksuele therapie, opvoedingsinterventies, cosmesis-gerichte interventies of massage, yoga of krachttraining en lichaamsbeweging om weer fit te worden.

Voorafgaand aan het starten van speciale interventies is open communicatie met de patiënten over hun lichaamsbeeld, hun klachten, zorgen en gedachten echter bijzonder belangrijk. Het zou natuurlijk raadzaam zijn om met elke patiënt specifiek over hun lichaamsbeeld te praten – maar in de vaak stressvolle dagelijkse routine in klinieken is dit niet altijd mogelijk door tijdgebrek. Daarom moet er speciale aandacht worden besteed aan patiënten die grote zichtbare en ervaren lichamelijke veranderingen ondergaan als gevolg van hun ziekte en behandeling. Omdat patiënten zich vaak schamen voor hun lichamelijke veranderingen en ze niet uit zichzelf aanpakken, is het cruciaal om ze proactief aan te pakken – met voorzichtigheid, empathie en geduld. De volgende 3 C’s moeten in overweging worden genomen:

1. Gewoon: Patiënten duidelijk maken dat lichamelijke veranderingen gewoon zijn en vaak voorkomen, en dat ze er dus niet alleen voor staan.
2. Bezorgdheid: Direct vragen wat precies de zorgen van de patiënt zijn.
3. Gevolgen: Direct vragen wat de directe gevolgen van hun zorgen kunnen zijn in het dagelijks leven, in sociale, professionele en emotionele situaties en aspecten.

Tot slot vatten we de vijf belangrijkste principes uit het artikel samen die zorgverleners vooral in gedachten moeten houden – ze zijn gericht op lichaamsbeeld, maar ze zijn ook fundamenteel van toepassing op passende communicatie met patiënten. Deze principes moeten hen helpen om zich niet alleen te voelen met hun zorgen.

1. Patiënten informeren over wat ze kunnen verwachten in termen van veranderingen in hun fysieke verschijning en functies, zodat ze van tevoren op de hoogte zijn.
2. Goed, aandachtig en geduldig luisteren is een bijzonder belangrijk onderdeel van communicatie – communiceren betekent vaak dat je de ander gewoon laat uitspreken.
3. Open vragen stellen en formuleringen die patiënten uitnodigen om te vertellen wat voor hen het belangrijkst is
4. Stilte toestaan en ruimte geven aan gesprekken, die dan vaak bijzonder belangrijke informatie kunnen onthullen over de gevoelens, angsten en doelen van de patiënt – hiervoor voldoende tijd geven is cruciaal.
5. Indien nodig, patiënten doorverwijzen naar een psychologische of psychotherapeutische behandelaar voor een intensievere reflectie op hun zorgen om hun geestelijk welzijn zo goed mogelijk te bevorderen.