In de afgelopen decennia hebben veel onderzoeken globale uitkomstmaten zoals het IQ gebruikt bij het rapporteren van de cognitieve uitkomst van pediatrische hersentumorpatiënten, ervan uitgaande dat intelligentie een enkelvoudig en homogeen construct is. Daarentegen ontstond, vooral in de klinische neuropsychologie, de beoordeling en interpretatie van verschillende neurocognitieve domeinen als standaard. Per definitie is het volledige IQ (FIQ) een score die probeert intelligentie te meten. Deze komt tot stand door de gemiddelde prestatie van een aantal subtests te berekenen. Daarom is FIQ afhankelijk van de subtests die worden gebruikt en de invloed die neurocognitieve functies hebben op deze prestaties. Bijgevolg onderzocht de huidige studie de impact van neuropsychologische domeinen op het enkelvoudige “g-factor” -concept en analyseerde de gevolgen voor de interpretatie van de klinische uitkomst. De steekproef bestond uit 37 pediatrische patiënten met medulloblastoom, beoordeeld 0-3 jaar na de diagnose met de Wechsler Intelligence Scales. Informatieverwerkingssnelheid en visuomotorische functie werden gemeten met de Trailmaking Test, Form A. Onze bevindingen geven aan dat FIQ aanzienlijk werd beïnvloed door verwerkingssnelheid en visuomotorische coördinatie, wat leidde tot een onderschatting van de algemene cognitieve prestaties van veel patiënten. Een jaar na de diagnose, toen patiënten de grootste normafwijking vertoonden, leek dit effect op zijn hoogtepunt te zijn. Zoals al aanbevolen in internationale richtlijnen, is een uitgebreide neuropsychologische testbatterij nodig om de cognitieve uitkomst volledig te begrijpen. Als IQ-testen worden gebruikt, lijkt een gedetailleerde subtestanalyse met betrekking tot de impact van verwerkingssnelheid essentieel. Anders kunnen patiënten het risico lopen verkeerde beslissingen te nemen, vooral bij educatieve begeleiding.